Techniek
Het spelen met pigment is zalig. Ik besprenkel de aquarelverf op mijn pallet met water. Zodra ik met mijn penseel de verf aanraak, reageert die onmiddellijk en de kleuren komen mee. Wanneer ik bijvoorbeeld een hemel schilder, maak ik het papier volledig nat en dan komt mijn pigment in het water terecht. Ik geef het de tijd om zijn werk te doen in dat water. Het is heel belangrijk om respect te hebben en de kleuren de tijd te geven om in te werken op elkaar.
Een druppel - geladen met pigment - zoekt zijn weg op het blad en kan ons geschenken geven. Nu en dan komt er een onverwachte wending: wanneer een druppel loopt, laat ik dat toe en soms speel ik erop in. Het resultaat kan zo mooi zijn... dat ervaar ik als een geschenk.
Ook beheerst spatten en dretsen zijn technieken waar ik heel graag mee werk.
Het wit van het papier is van enorm belang want bij aquarel gebruik je geen witte verf. Het water en het niet-beschilderen vervangen het wit. Wanneer ik dieren portretteer zijn de ogen heel belangrijk, ogen spreken, ogen schitteren door een klein vlekje wit te laten. Die uitsparing wordt de glans in de ogen.
Aquareleren is een uitdaging die de moeite waard is. Een goed aquarel moet transparant zijn, anders is het ‘toe’ en ‘doodgewerkt’. Een tekening maken en die inschilderen is niet aquarelen, dat is inkleuren. Een vlek, een lijn en een kleur zeggen meer dan woorden.
Ik schilder geen bloem voor de bloem, maar om iets te zéggen. Wanneer ik een bloem zie die ik nog nooit geschilderd heb, zal ik ze schetsen in alle mogelijke houdingen en stadia (van bot tot verwelkte of gedroogde bloem). Daarna ken ik ze van binnen en van buiten en kan ik ze in alle mogelijke vormen tekenen.